intuïtie
- in·tuï·tie, in·tu·itie
- afgeleid van Frans intuition of direct van middeleeuws Latijn intuitio, in de betekenis van ‘ingeving’ voor het eerst aangetroffen in 1824; naamwoord van handeling bij intueren [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intuïtie | intuïties |
verkleinwoord |
de intuïtie v
- direct inzicht zonder nadenken (of waarnemen)
- ▸ Het draait niet alleen maar om praktische vaardigheden. Overleven bestaat ook uit je zintuigen openstellen en op je intuïtie vertrouwen.[4]
- Het woord intuïtie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intuïtie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ intuïtie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "intuïtie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be