Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·val·trai·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord intervaltraining intervaltrainingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de intervaltrainingv / m

  1. (sport) een trainingsmethode waarbij een periode van hoge intensiteit training wordt afgewisseld met een lage intensiteit training
     Dus ik peins er niet over om Sean teleur te stellen, de fysiotherapeut uit Ierland die onze conditie altijd overschat en ons, geïnspireerd op de Spetsnaz-strijdkrachten, onmogelijk lange einden laat rennen en onderweg bij een heuvel intervaltraining inlast....[1]
     Een andere keer had De Jong het zwaar bij een intervaltraining in het Amsterdamse Bos. "Toen ging hij over zijn nek", zegt Sedoc. "De enige keer hoor. Meer voetballers hebben dat hoor als ze diep moeten gaan. Zijn conditie was goed."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “'Frenkie is als Ronaldo, hij weet wat er nodig is om de top te halen'” (27-06-2021), NOS