interlock
- in·ter·lock
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘dubbel breigoed, ondergoed daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1]
- afgeleid van het Engelse lock met het voorvoegsel inter- [2]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | interlock | |
verkleinwoord |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | interlock | interlocks |
verkleinwoord | interlockje | interlockjes |
- dubbel breigoed van fijne garens
- (kleding) onderhemd dat gemaakt is van interlock
- Het woord interlock staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interlock" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "interlock" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ interlock op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be