• in·ter·fa·cul·tair
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen interfacultair interfacultairder interfacultairst
verbogen interfacultaire interfacultairdere interfacultairste
partitief interfacultairs interfacultairders -

interfacultair

  1. betrekking hebbend op, plaatsvindend tussen faculteiten onderling
     De drie organisaties vertegenwoordigen samen vrijwel alle Nederlandse huisartsen en bijna de hele eerstelijnszorg. De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) had al gezegd dat de organisatie mede-aangever wil zijn. Ook het Interfacultair Overleg Huisartsengeneeskunde (IOH) en de Landelijke Organisatie van Aspirant Huisartsen (LOVAH) steunen de zaak van advocaat Ficq.[1]
  2. behorend tot, betrekking hebbend op een interfaculteit
  1.   Weblink bron “Huisartsen sluiten zich aan bij aangifte tegen tabaksindustrie” (Dinsdag 13 februari 2018, 08:28), NOS