• in·stra·len

instralen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
instralen
straalde in
ingestraald
zwak -d volledig
  1. paranormale handeling waarbij een medium kosmische energie doorgeeft naar bepaalde voorwerpen of personen
    • Toch deed het idee me glimlachen. Er is immers een gigantische markt voor flauwekul. Blauwgejurkte vrouwen die water instralen, koffieprutloerders die aan de hand van drab voorspellen hoeveel kinderen je krijgt, wichelroedewandelaars die met hun stok kunnen aanwijzen dat de geest van je dode tante Annie in de open haard zit. [2] 
    • Honderden zieken lieten zich daar door de 'engel in de blauwe jurk' instralen en besprenkelen met water dat door Jomanda's 'gidsen' was voorzien van bovennatuurlijke krachten. Hoewel ze in haar hoogtijdagen veel kritiek kreeg van 'ongelovigen', rees haar ster. [3] 
96 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]