inspiratieloos
- in·spi·ra·tie·loos
- afgeleid van inspiratie met het achtervoegsel -loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inspiratieloos | inspiratielozer | inspiratieloost |
verbogen | inspiratieloze | inspiratielozere | inspiratielooste |
partitief | inspiratieloos | inspiratielozers | - |
inspiratieloos
- zonder inspiratie
- De direkteur hield een inspiratieloos praatje voor zijn medewerkers.
- Het woord inspiratieloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.