Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schat·tings·fout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inschattingsfout inschattingsfouten
verkleinwoord inschattingsfoutje inschattingsfoutjes

Zelfstandig naamwoord

de inschattingsfoutv / m

  1. een fout in het beoordelen van een persoon of situatie
     Constant was ik met mezelf in gesprek over praktische zaken, zoals hoeveel water mee te nemen en wat te doen als ik zou verdwalen, tot mezelf afvragen of ik niet te ver was gegaan door mijn gezin zo lang te verlaten. Ook sprak ik mezelf af en toe streng toe en schold mezelf uit als ik weer eens een inschattingsfout had gemaakt.[1]
     Halsema had een eind aan de onverwacht druk bezochte demonstratie moeten maken, omdat de volksgezondheid in gevaar was, aldus de opstellers. Ze verweten haar dat ze veel inschattingsfouten heeft gemaakt. De burgemeester erkende dat, betuigde daarover haar spijt en zegde toe dat ze de gang van zaken laat onderzoeken.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Halsema overleeft motie van wantrouwen na Dam-demo” (10 jun. 2020), De Telegraaf