• in·scha·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord inscharing inscharingen
verkleinwoord

de inscharingm

  1. (waterbeheer) afbrokkeling van een oever door uitschuring door de stroming
     In de brief aan rijkswaterstaat [sic!] wijst het waterschap op het feit, dat in de Eendragtpolder de oever al enkele jaren met enige meters per jaar afneemt door inscharing.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Waterschap: rijk moet oeverwerken uitdiepen Westerschelde betalen (26 februari 1985) in: Provinciale Zeeuwse Courant  , blz 26