inreizen
- in·rei·zen
- samenstelling van in en reizen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inreizen |
reisde in |
ingereisd |
zwak -d | volledig |
inreizen [1]
- een gebied door te reizen binnenkomen
- Het woord inreizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.