Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·de in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inreizen

reisde in

  1. enkelvoud verleden tijd van inreizen
    • Ik reisde in. 
    • Jij reisde in. 
    • Hij, zij, het reisde in. 


Gangbaarheid