• IPA: /ɪ.ˈniː.rɛ/
  • in·i·re
  • Afgeleid van īre met het voorvoegsel in- (of met het achtervoegsel -ire)
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
ĭnīre ĭnĕo ĭnĭi ĭnĭtum
onregelmatig volledig

ĭnīre

  1. binnengaan (in), ingaan, betreden
  2. beginnen, ondernemen
  3. (een ambt) opnemen