• in·fo·tain·ment
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘informatief amusement op radio en tv’ voor het eerst aangetroffen in 1990 [1]
  • Leenwoord uit het Engels, portmanteau van information en entertainment.
enkelvoud meervoud
naamwoord infotainment -
verkleinwoord - -

het infotainmento

  1. informatie die primair tot doel heeft het beoogde publiek te vermaken
    • Infotainment en reclame. 
73 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]