influistering
- in·fluis·te·ring
- naamwoord van handeling van influisteren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | influistering | influisteringen |
verkleinwoord |
de influistering v
- wat men op een stiekeme, fluisterende manier wordt verteld, vaak gaat het over iets dat moreel verwerpelijk is
- ▸ Quispel gaf argeloos aan deze duivelse influistering toe.[2]
- ▸ Wanneer Christus zegt dat de duivel alle slechte mensen gezaaid heeft, dan moet dat niet zo verstaan worden dat de duivel die geschapen heeft, maar zo dat hij hen met zijn influistering tot slechte mensen gemaakt heeft. Op die manier zaaide hij ongeloof, dwalingen en velerlei zonden onder hen, maakte hij hen tot onkruid.[3]
- Het woord influistering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron Jan Hus“Jezus Zelf” (14 augustus 2017), Reformatorisch Dagblad