• in·fan·ti·lis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord infantilisme
verkleinwoord

het infantilismeo [1]

  1. het blijven steken in een kinderlijke ontwikkelingsfase
     Over het algemeen werd gedacht dat het infantilisme een reactie was op een ongekende dreiging voor de gehele beschaving.[2]
     Infantilisme aan het begin van de crisis: Veel van de gebeurtenissen in de eerste twintig jaar van het Crisistijdperk leken onbegrijpelijk voor degenen die ervoor kwamen en degenen die erna kwamen; historici vatten ze samen onder het kopje 'crisisinfantilisme'.[2]