industrieschool
- in·dus·trie·school
- samenstelling van industrie zn en school zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | industrieschool | industriescholen |
verkleinwoord |
- (onderwijs) (industrie) school waar industriearbeiders worden opgeleid
- ▸ Jaap had toen zelf ook regent Mezemans hooren zeggen, tot al de dames en heeren en tot de vader ook en tot de bovenmeester van de school, dat zijn zénen zéer tevreden over hen waren en dat zij met September in de gelegenheid zouden worden gesteld, de Industrieschool te volgen.[2]
- ▸ Ook monumenten als landhuis Hooge Boekel, begin 20ste eeuw gebouwd door Herman van Heek, en het Hengelose Techniekmuseum HEIM, gevestigd in de oude industrieschool van Stork en Dikkers, openen de deuren. Rondleidingen zijn er door onder meer de Oldenzaalse binnenstad en de Enschedese arbeiderswijk Pathmos.[3]
- Het woord 'industrieschool' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
- ↑ Weblink bron “Extra Monumentendagen in teken van Twents textielverleden” (28-12-2016), Tubantia