incongruentie
- in·con·gru·en·tie
- afgeleid van incongruent met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | incongruentie | incongruenties |
verkleinwoord |
de incongruentie v
- (grammatica) als onderwerp en persoonsvorm niet bij elkaar passen
- 'Hij gaan weg' is een stijlfout door de incongruentie tussen 'hij' (enkelvoud) en 'gaan' (meervoud).
- (medisch) niet bij- of inelkaar passen
- Incongruentie van het kniegewricht kan slijtage en kniepijn veroorzaken.
1.
- Het woord incongruentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incongruentie" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be