incarnatie
- Geluid: incarnatie (hulp, bestand)
- in·car·na·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleeswording’ voor het eerst aangetroffen in 1252 [1]
- Naamwoord van handeling van incarneren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | incarnatie | incarnaties |
verkleinwoord | - | - |
- (religie) het incarneren, de vleeswording, de gebeurtenis dat God mens werd in Jezus Christus
- belichaming, verpersoonlijking
- hij is de incarnatie van het kwaad
1.
- Het woord incarnatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incarnatie" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "incarnatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ incarnatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be