inbrott
- Samenstelling van het Zweedse bijwoord in en het Zweedse zelfstandige naamwoord brott, dat van het Zweedse werkwoord bryte komt
Naar frequentie | 3641 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | inbrott | inbrottet | inbrott | inbrotten |
genitief | inbrotts | inbrottets | inbrotts | inbrottens |
inbrott, o
- (juridisch) inbraak
- «Polisen utgår från att samtliga inbrott har begåtts av samma man.»
- De politie gaat ervan uit dat alle inbraken zijn gepleegd door dezelfde man.
- «Polisen utgår från att samtliga inbrott har begåtts av samma man.»
- inval (het invallen van de nacht)
- instorting (koersendaling op de beurs)
- [1]: (spreektaal) intjack
- [1]: rififikupp
- [1]: smainbrott
|
|
- [2]: dagens inbrott
dageraad
inbrott
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van inbrott