importuun
- im·por·tuun
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | importuun | importuner | importuunst |
verbogen | importune | importunere | importuunste |
partitief | importuuns | importuners | - |
importuun
- op een tijdstip dat niet geschikt is of niet uitkomt
- Hier wordt géén partij getrokken vóór of tegen het klein-seminarie. Allereerst omdat klein-seminaries niet per se een gesloten geest behoeven te vertonen. Maar vervolgens ook, omdat het importuun zou zijn, de klein-seminaries af te vallen, voordat het katholiek middelbaar onderwijs op het punt van roepingen heeft bewezen zijn sporen te verdienen. [2]
- Het woord importuun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "importuun" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Beeck, F.J. van"Waar staat de priester-leraar in het Nederlandse M.O.? Proeve van een terreinverkenning" in: Streven. jrg. 16 deel 2 nr. 8 (mei 1963) Desclee de Brouwer, Brugge / Brussel / Leuven; p. 750; geraadpleegd 2019-11-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be