immatriculeren
- Geluid: immatriculeren (hulp, bestand)
- IPA: / ɪmatrikyˈlerə(n) / (6 lettergrepen)
- im·ma·tri·cu·le·ren
- uit het Latijn
immatriculeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
immatriculeren |
immatriculeerde |
geïmmatriculeerd |
zwak -d | volledig |
- zich als student of lid inschrijven bij een onderwijsinstelling of vereniging
- officieel laten registreren
- [1] intekenen, inschrijven
- Het woord immatriculeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "immatriculeren" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be