illusieloos
- Geluid: illusieloos (hulp, bestand)
- il·lu·sie·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | illusieloos | illusielozer | illusieloost |
verbogen | illusieloze | illusielozere | illusielooste |
partitief | illusieloos | illusielozers | - |
illusieloos
- zonder illusie, zonder valse hoop
- Nadat al zijn plannen waren mislukt ging hij een stuk gemakkelijker en illusielozer door het leven.
- Het woord illusieloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.