• ik-fi·guur
enkelvoud meervoud
naamwoord ik-figuur ik-figuren
verkleinwoord - -

de ik-figuurv / m

  1. (letterkunde) persoon die wordt bedoeld als in een verhaal, gedicht of lied de eerste persoonsvorm ("ik") wordt gebruikt
     Sabino vertelt dat verhaal met veel overtuigingskracht. De morele ontreddering van de ik-figuur laat zich goed navoelen. Maar tegelijk geeft hij hem een cynische afstandelijkheid mee die een al te directe identificatie van de lezer met de hoofdpersoon steeds weer verbreekt.[2]
     Een verwant en ook al oud probleem in de literatuur en song- of rapteksten is de vraag of de ik-figuur in de teksten de schrijver of zanger is. Hier ligt de zaak eenvoudiger: formeel gezien valt de ik-figuur van een boek of song natuurlijk nooit samen met de auteur. Als een rapper dus iets racistisch rapt, betekent dit niet dat de rapper zelf een racist is. Toch worden de meningen en uitlatingen van ik-figuren keer op keer gelijkgesteld met die van de schrijvers.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ger Groot
    “Vechten tegen een erotisch zeer succesvolle vader” (2 januari 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Een rapper en zijn alter ego's” (20 december 2000) op nrc.nl