Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijstijd ijstijden
verkleinwoord ijstijdje ijstijdjes

Zelfstandig naamwoord

de ijstijdm

  1. (glaciologie) een tijdperk waarin de gemiddelde temperatuur lager dan normaal is en uitgestrekte gebieden onder ijs bedolven zijn
    • De laatste ijstijd kwam zo'n twaalfduizend jaar geleden ten einde. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be