Nederlands

 
ijshockeybaan
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·hoc·key·baan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijshockeybaan ijshockeybanen
verkleinwoord ijshockeybaantje ijshockeybaantjes

Zelfstandig naamwoord

de ijshockeybaanv

  1. een, meestal aangelegde, ijsvloer waarop men ijshockey kan spelen
     De schooldag ging snel voorbij, zoals ik het me herinner hadden we niets anders gedaan dan een beetje ijshockeyen voordat het tijd was om naar huis te gaan. De ijshockeybaan en de ijsbaan lagen vlak voor de deur.[1]
     Loekasjenko liet vorige maand zijn gezicht zien op de ijshockeybaan. Volgens de president is "sport het beste medicijn" tegen de verspreiding van het coronavirus:[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Weblink bron “Wit-Russische ijshockeyers besmet met corona, ook al 'is sport beste medicijn'” (Woensdag 22 april 2020), NOS