ijshockeybaan
- ijs·hoc·key·baan
- samenstelling van ijshockey zn en baan zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijshockeybaan | ijshockeybanen |
verkleinwoord | ijshockeybaantje | ijshockeybaantjes |
de ijshockeybaan v
- een, meestal aangelegde, ijsvloer waarop men ijshockey kan spelen
- ▸ De schooldag ging snel voorbij, zoals ik het me herinner hadden we niets anders gedaan dan een beetje ijshockeyen voordat het tijd was om naar huis te gaan. De ijshockeybaan en de ijsbaan lagen vlak voor de deur.[1]
- ▸ Loekasjenko liet vorige maand zijn gezicht zien op de ijshockeybaan. Volgens de president is "sport het beste medicijn" tegen de verspreiding van het coronavirus:[2]
- Het woord 'ijshockeybaan' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Weblink bron “Wit-Russische ijshockeyers besmet met corona, ook al 'is sport beste medicijn'” (Woensdag 22 april 2020), NOS