• idet
  • Afgeleid van het Noorse woord det met het voorvoegsel i-.

idet

  1. waarbij
    «Hun unner seg vin til maten iblant
    Soms gunt zij zich wijn bij het eten.

idet

  1. terwijl
    «I det bilen var på siden av traktoren svingte traktorføreren til venstre så det oppsto en kollisjon.»
    Terwijl de auto naast de tractor kwam rijden, zwenkte de tractorbestuurder naar links, waardoor er een ongeluk ontstond.
  2. omdat
    «Han ville ikke uttale seg, idet han mente han visste for lite om saken.»
    Hij wilde niets zeggen, omdat hij dacht dat hij te weinig wist over de zaak.


  • idet
  • Afgeleid van het Nynorske woord det met het voorvoegsel i-.

idet

  1. waarbij

idet

  1. terwijl
    «Idet han sette seg, lét han auga fare kring i rommet.»
    Terwijl hij ging zitten, liet hij zijn ogen rond gaan door de kamer.
  2. omdat