identiteitsconstructie

  • iden·ti·teits·con·struc·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord identiteitsconstructie
verkleinwoord

de identiteitsconstructiev

  1. (grammatica) een zinsconstructie met dit, dat of het, gevolgd door het koppelwerkwoord zijn, en vervolgens het naamwoordelijke deel van het gezegde waar dit, dat of het naar verwijst
    • 'Dit is de foto van mijn ouderlijk huis,' is een voorbeeld van een identiteitsconstructie. 
    • 'Luister, dit is een van de mooiste gedeeltes uit de Mattheus Passion van Bach,' is ook een identiteitsconstructie.