identiteitsconstructie
- iden·ti·teits·con·struc·tie
- samenstelling van identiteit en constructie met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | identiteitsconstructie | |
verkleinwoord |
de identiteitsconstructie v
- (grammatica) een zinsconstructie met dit, dat of het, gevolgd door het koppelwerkwoord zijn, en vervolgens het naamwoordelijke deel van het gezegde waar dit, dat of het naar verwijst
- 'Dit is de foto van mijn ouderlijk huis,' is een voorbeeld van een identiteitsconstructie.
- 'Luister, dit is een van de mooiste gedeeltes uit de Mattheus Passion van Bach,' is ook een identiteitsconstructie.
- Het woord 'identiteitsconstructie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.