Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ide·aal·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ideaalloos ideaallozer ideaalloost
verbogen ideaalloze ideaallozere ideaallooste
partitief ideaalloos ideaallozers -

Bijvoeglijk naamwoord

ideaalloos

  1. zonder idealen, zonder passie
    • De keiharde ideaalloze zakenman was alleen maar uit op meer winst. 

Gangbaarheid