• ide·aal·loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ideaalloos ideaallozer ideaalloost
verbogen ideaalloze ideaallozere ideaallooste
partitief ideaalloos ideaallozers -

ideaalloos

  1. zonder idealen, zonder passie
    • De keiharde ideaalloze zakenman was alleen maar uit op meer winst.