Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • i-les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord i-les i-lessen
verkleinwoord i-lesje i-lesjes

Zelfstandig naamwoord

de i-lesv / m

  1. (onderwijs) (jongerentaal) les op de iPad
    • In de ochtend hadden we met onze klas i-les. 
    • De Hema geeft i-les. [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen