hypnotiseren
- hyp·no·ti·se·ren
- afgeleid van het Franse hypnotiser (met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hypnotiseren |
hypnotiseerde |
gehypnotiseerd |
zwak -d | volledig |
hypnotiseren
- overgankelijk het onder hypnose brengen van mensen
- het onder hypnose gebracht worden door een hypnotiseur
1. het onder hypnose brengen van mensen
- Het woord hypnotiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hypnotiseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be