Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·con·tract
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurcontract huurcontracten
verkleinwoord huurcontractje huurcontractjes

Zelfstandig naamwoord

het huurcontracto

  1. huurovereenkomst
    • De huisjesmelker liet een heel slordig huurcontract opstellen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be