• huis·le·ve·ran·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord huisleverancier huisleveranciers
verkleinwoord

de huisleverancierm

  1. (economie) bedrijf dat vaste diensten of producten levert aan een specifiek bedrijf, of huishouden
     Het bestuur van Stichting Service Vondelflat, wil twee flatbewoners voor de rechter dagen omdat ze eten bestellen dat niet van de vaste leverancier van de serviceflat afkomstig is. Veel senioren bestellen elders eten omdat ze het eten van de huisleverancier niet lekker vinden. Het bestuur eist dat ze de maaltijden van de serviceflat afnemen zoals in hun contract staat en wil met het aanpakken van de twee een voorbeeld stellen.[1]
     De rechter stelt dat aanbesteders opzettelijk moeilijk toetsbare criteria kunnen opnemen. Het is een methode om bijvoorbeeld de huisleverancier binnen te halen. "Op zich geen gek streven", zegt Verhoeven. "Ik ga ook het liefst naar de elektrozaak in de buurt waarvan ik de mensen ken. Dan weet ik waar ik naartoe moet rijden. Laat het dan een tientje duurder zijn." Maar wat de rechter in zijn eigen dagelijkse praktijk geen probleem vindt, moet hij in de rechtspraak afkeuren.[2]


  1.   Weblink bron “Van Rijn: rechtszaak om 'maaltijdrel' gaat veel te ver” (donderdag 22 juni 2017, 20:44), NOS
  2.   Weblink bron “Alle dagen hommeles” (05-12-2007), Tubantia