huisconcert
- Geluid: huisconcert (hulp, bestand)
- huis·con·cert
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisconcert | huisconcerten |
verkleinwoord | huisconcertje | huisconcertjes |
het huisconcert o
- (muziek) kleine muziekuitvoering die bij iemand thuis wordt gehouden
- ▸ Op een huisconcert bij een welgesteld schoolvriendje hoorde Tsjechov zijn eerste klassieke muziek.[2]
- ▸ Buurvrouwen zeiden eerder al dat het vreemd was dat Borst zondag niet bij een huisconcert in de buurt verscheen, terwijl ze daar een trouwe bezoekster was. Ook had ze niet afgebeld en ze reageerde evenmin op bezorgde telefoontjes op haar voicemail. Dat zou voor de buurtgenoten aanleiding zijn geweest om maandagavond poolshoogte te gaan nemen.[3]
- Het woord huisconcert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact , ISBN 9789045024875
- ↑ Weblink bron “Sinds zaterdag geen spoor meer van Borst” (13-02-2014), Tubantia