houdbaar
- houd·baar
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘duurzaam van levensmiddelen’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1]
- Naamwoord van handeling van houden met het achtervoegsel -baar.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | houdbaar | houdbaarder | houdbaarst |
verbogen | houdbare | houdbaardere | houdbaarste |
partitief | houdbaars | houdbaarders | - |
houdbaar
- een zekere tijd bestand tegen bederf
- De moderne verwerking van verse melk maakt een veel houdbaarder product mogelijk.
- Het woord houdbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houdbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "houdbaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be