hotemetoot
- Geluid: hotemetoot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhotəməˌtot / (4 lettergrepen)
- ho·te·me·toot
- herkomst onzeker, al vanaf 1871 aangetroffen in de betekenis "baas, spil om wie alles schijnt te draaien" in Noord-Holland, met een vergelijkbare vorm "otepatoter" in Zeeland, wat minder waarschijnlijk maakt dat het gaat om een ontlening aan het Japans 旗本 (hatamoto) "hoge functionaris in dienst van de operbevelhebber" [1][2][3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotemetoot | hotemetoten |
verkleinwoord | - | - |
de hotemetoot m
- zeer belangrijk persoon
- Het woord hotemetoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hotemetoot" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Weblink bron J. Bouman“De volkstaal in Noord-Holland” (1871), J. Schuitemaker, Purmerende, p. 45
- ↑ Weblink bron Laura van Eerten, Raymond Noe (eds.)“Waar komt hagelslag vandaan?: en nog 99 andere vragen over woorden” (2015), Thomas Rap, Amsterdam, ISBN 9789400407114
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hotemetoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be