vip
- vip
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zeer belangrijk persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1949 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vip | vips |
verkleinwoord | vipje | vipjes |
de vip m
- (afkorting) (letterwoord) afkorting van het Engelse very important person: zeer belangrijk personage
- Het woord vip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vip" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vip op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be