Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van horig met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord horige horigen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de horigev / m

  1. (geschiedenis) (leenstelsel) halfvrije dienstman van een middeleeuws heer
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

horige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van horig

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be