• hor·de
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bende’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
  • [2] [3] [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord horde horden
hordes
verkleinwoord

de hordev / m

  1. een obstakel dat in de weg staat, een hindernis
    • De bergpas is een grote horde die we moeten nemen. 
    • Zijn tegenwerking kon nog wel eens de grootste horde worden. 
  2. een groep rumoerige mensen, een bende
    • Vanaf het station kwam ons een horde mensen tegemoet lopen. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]