• hoog·span·ning
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘elektrische spanning boven 600 volt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1907 [1]
  • samenstelling van  hoog  en  spanning 
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogspanning hoogspanningen
verkleinwoord - -

de hoogspanningv

  1. (elektrotechniek) elektrische spanning van ten minste 1000 V wisselspanning of 1500 V gelijkspanning
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]