hoogproductief
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoog·pro·duc·tief
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoog bw en productief bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hoogproductief | hoogproductiever | hoogproductiefst |
verbogen | hoogproductieve | hoogproductievere | hoogproductiefste |
partitief | hoogproductiefs | hoogproductievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hoogproductief
- van een persoon dat hij of zij veel werk ken verzetten
- van een activiteit dat het veel producten oplevert
- van een land dat er een hoge arbeidsproductiviteit is
- ▸ "Mensen die alleen flexcontracten kunnen krijgen, leven zelfs korter", zegt hij. "En dan hebben we het niet over één of twee jaar, maar zes of zeven." En als Nederland een hoogproductief land wil zijn, is dit ook geen goede aanpak, vindt Borstlap. "Flexwerkers zijn alleen maar bezig met: wat is straks m'n volgende baan? En niet met investeren in zichzelf. We waren bezig een lagelonenland te worden."[1]
Gangbaarheid
- Het woord hoogproductief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Nederland kampioen flexwerken: werknemers én werkgevers willen er vanaf” (Vrijdag 3 september 2021, 22:46), NOS