hoogdag
- hoog·dag
- samenstelling van hoog en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoogdag | hoogdagen |
verkleinwoord | hoogdagje | hoogdagjes |
de hoogdag m
- belangrijke kerkelijke feestdag vooral bij de rooms-katholieken
- Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Allerheiligen zijn de vier hoogdagen.
- een hele leuke dag
- Saddam Hoessein? Een hoogdag toen hij werd opgehangen. [1]
- 1 mei 2004. Een mijlpaal in de geschiedenis van Europa. Een ware hoogdag voor de Europese Unie. [2]
- Er waren drank en exquise hapjes voor vierhonderd genodigden. Geschonken door de stad en geserveerd door personeel van de stad. Het was ongetwijfeld een hoogdag voor Bart Tommelein en zijn nieuwe jonge vrouw. [3]
- Mis deze hoogdag van de koormuziek niet! [4]
- 2. topdag
- Het woord hoogdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoogdag" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Herman BrusselmansEen dag in Gent; ISBN 9044619322, Prometheus, 2011
- ↑ Willy De ClercqEurope: Een liberaal project--Un projet liberal; ISBN 9054875399, Asp / Vubpress / Upa, 2009, p. 270
- ↑ Wim van den Eynde, Luc PauwelsDe keizer van Oostende; ISBN 9461311060, Uitgeverij Van Halewyck, 2012
- ↑ deSingelSeizoenspocket 11-12; ISBN 9075591233, deSingel, 2011, p. 113
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be