• hoofd·ri·ool
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdriool hoofdriolen
verkleinwoord

het hoofdrioolo [1]

  1. grote holle buis waarop de kleinere riolen draineren
     De Koning zet alle systemen om de branddeuren te sluiten van de loodsen aan, hoort de kleppen opengaan en ziet dat alles naar behoren werkt. Daarna sluit hij volgens voorschrift het hoofdriool af, zodat er geen chemische stoffen in het oppervlaktewater kunnen komen.[2]
     "Je kunt in het hoofdriool zien dat de putten vol hebben gestaan. Dan wordt alles naar voren gestuwd, behalve het regenwater", zegt loodgieter Theo Jansen uit de Betuwe. "Je kunt zien dat de bladeren tegen de deksels aanzitten. Dan kan het water gewoon niet meer weg en gooit het riool het binnen eruit."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Moerdijkbrand begon bij luchtdrukpomp” (woensdag 25 mei 2011, 16:30), NOS
  3.   Weblink bron “Rioolproblemen na droogte en regen” (dinsdag 19 juli 2011, 17:03), NOS