Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·ka·rak·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdkarakter hoofdkarakters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het hoofdkaraktero

  1. geheel van de meest kenmerkende innerlijke eigenschappen
     Zo zal een gebied ontstaan met glooiende heide en op een aantal koppen wat zand. Dat laatste zal niet het hoofdkarakter zijn. Aan de andere kant hoeft het ook niet een hele paarse vlakte te zijn.[2]
  2. (letterkunde) persoon die in het verloop van een verhaal veel meer aandacht krijgt dan andere personen die daarin voorkomen
     In het eerste bedrijf moeten we het belangrijkste personage zien te mangelen in een dilemma gruwelijk als een martelwerktuig, anders hebben we geen drama. Het hoofdkarakter is hier een tot paus uitverkoren theoloog van Duitse afkomst: Benedictus.[3]
     Naast de knuffels wordt het kind bijgestaan door de drie hoofdkarakters Plato, de coach en opa. Plato is het vriendje van de leerling, hij geeft tips. De coach formuleert de doelstelling en bewaakt deze. (…) Opa houdt zich op de achtergrond en staat voor de intelligentie.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Herman Brink interview door Fred Nicolai
    'Woestijnklimaat' bij Appelscha in: Leeuwarder Courant  , jrg. 239 nr. 214 (11 september 1990), Stichting Leeuwarder courant 1947, Leeuwarden, p. 13 kol. 4
  3.   Weblink bron
    A.F. Th. van der Heijden
    “Gedichten Gods of de vergrijpstuiver” (1 maart 2014) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Anja de Vink
    “Buurberen, splitsmuizen en samenpoezen; De Rekenspiegel houdt de zwakke leerling goed in de gaten” (4 juli 1998) op nrc.nl