• hoofd·in·ko·men
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdinkomen hoofdinkomens
verkleinwoord

het hoofdinkomeno

  1. (economie) de belangrijkste bron van financiële middelen
     In Nederland werken zo'n 800-duizend zzp'ers die als zelfstandige hun hoofdinkomen verdienen. Zo'n 600-duizend zelfstandigen verdienen er als zzp'er een 'deelinkomen' bij. De schattingen hoeveel van hen schijnzelfstandig zijn lopen uiteen van 2 tot 30 procent.[1]
     Voor de meesten vormde een salaris uit een vaste baan het hoofdinkomen, maar het kwam ook veel voor dat zzp'ers een pensioen ontvingen. Een veel kleiner gedeelte kreeg een uitkering.[2]
     In Nederland zijn er zo'n 65.000 woningen op het platform te huur. Verhuurders in steden merken dat de belangstelling sinds de uitbraak van het coronavirus behoorlijk terugloopt. Zoals Nanny Scholten in Breda, die een huis naast haar woning via de app verhuurt. "Voor corona zat het ieder weekend vol. Door corona zijn we nu gehalveerd qua inkomsten. En wij leven hiervan, het is ons hoofdinkomen."[3]
  1.   Weblink bron “Regels voor zzp'ers veranderen definitief per 1 mei” (dinsdag 2 februari 2016, 15:09), NOS
  2.   Weblink bron
    Susan Sjouwerman
    “Meeste zzp'ers hebben nog een andere bron van inkomsten” (vrijdag 29 december 2017, 14:57), NOS
  3.   Weblink bron “Van luchtbedverhuur naar miljardenbedrijf: waarde Airbnb verdubbelt na beursgang” (donderdag 10 december 2020, 20:18), NOS