• hoofd·ge·bouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdgebouw hoofdgebouwen
verkleinwoord hoofdgebouwtje hoofdgebouwtjes

het hoofdgebouwo

  1. het belangrijkste van een aantal bij elkaar horende gebouwen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be