• hoofd·di·rec·teur
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofddirecteur hoofddirecteuren
hoofddirecteurs
verkleinwoord

de hoofddirecteurm [1]

  1. (beroep) de directeur die leiding geeft aan de andere directeuren
     Achteloos noemde hij een klus op het Boeran-ruimtevliegtuig, en daarna een baan als uitvoerend hoofddirecteur voor een zeker vrachtruimteschip; maar daarna werd zijn uitleg vaag.[2]
     De scenario's lopen zover uiteen, omdat op dit moment nog niet te zeggen is in hoeverre de mensheid erin slaagt om de uitstoot van broeikasgassen snel naar beneden te brengen. Ook kan het KNMI niet zeggen hoe groot de kans is dat het meevalt, zegt hoofddirecteur Maarten van Aalst van het KNMI. "Er is geen waarschijnlijkheid in de verschillende scenario's. We moeten met de hele range rekening houden."[3]
     Voor Schoof de ambtelijke chef werd op Justitie was hij onder meer hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid op het ministerie van Binnenlandse Zaken, directeur-generaal politie op het ministerie van Justitie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en de hoogste baas van inlichtingendienst AIVD.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835
  3.   Weblink bron
    Heleen Ekker
    “'Komende jaren al besluiten nodig om te anticiperen op toekomstig klimaat'” (Maandag 9 oktober 2023, 20:14), NOS
  4.   Weblink bron “Dick Schoof zeer ervaren op gebied van justitie en asiel” (Dinsdag 28 mei, 13:52), NOS