honderdzevenenvijftigjarig

  • hon·derd·ze·ven·en·vijf·tig·ja·rig
stellend
onverbogen honderdzevenenvijftigjarig
verbogen honderdzevenenvijftigjarige
partitief honderdzevenenvijftigjarigs

honderdzevenenvijftigjarig

  1. 157 jaren durend
    • Gedurende dit honderdzevenenvijftigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 157 jaar
    • Het honderdzevenenvijftigjarig schilpadmannetje eet graag wortels.