• hon·derd·wer·ven

honderdwerven

  1. (figuurlijk) (verouderd) heel veel keren
      En beklemder elken pas,
    En van weemoed stom,
    Zag ik door het reiskoetsglas
    Honderdwerven om.
    [1]
  1.   Weblink bron “De overwintering der Hollanders op Nova Zembla.”, 3e druk; 1e druk: 1820 (1981), Martinus Nijhoff, Den Haag, ISBN 9024790700, p. 97