honderdnegenenveertigjarig

  • hon·derd·ne·gen·en·veer·tig·ja·rig
stellend
onverbogen honderdnegenenveertigjarig
verbogen honderdnegenenveertigjarige
partitief honderdnegenenveertigjarigs

honderdnegenenveertigjarig

  1. 149 jaren durend
    • Gedurende dit honderdnegenenveertigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 149 jaar
    • Het honderdnegenenveertigjarig schilpadmannetje eet graag wortels.