honderdnegenentachtigjarig

  • hon·derd·ne·gen·en·tach·tig·ja·rig
stellend
onverbogen honderdnegenentachtigjarig
verbogen honderdnegenentachtigjarige
partitief honderdnegenentachtigjarigs

honderdnegenentachtigjarig

  1. 189 jaren durend
    • Gedurende dit honderdnegenentachtigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 189 jaar
    • Het honderdnegenentachtigjarig schilpadmannetje eet graag wortels.