honderdenzesenveertig

Nederlands

0	1	4	6

honderdenzesenveertig,
op een abacus

Uitspraak

• Geluid:  honderdenzesenveertig    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌhɔndərtɛnˈzɛsənˌfertəx / (7 lettergrepen)

Woordafbreking

• hon·derd·en·zes·en·veer·tig

Woordherkomst en -opbouw

• samenstellende samenstelling van  honderd ht,   en vw  en  zesenveertig ht 

Hoofdtelwoord

honderdenzesenveertig

1. "146", langere vorm van honderdzesenveertig, honderd plus zesenveertig
   1. om een hoeveelheid aan te geven

      • De inzameling heeft honderdenzesenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 

   2. om een plaats in een volgorde aan te geven

      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot honderdenzesenveertig. 

Synoniemen

• honderdzesenveertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "honderdenzesenveertig" wordt zelden gebruikt)

Afgeleide begrippen

rangtelwoord

• honderdenzesenveertigste

hooftelwoord samengesteld met "honderdenzesenveertig" ht als linkerdeel

• honderdenzesenveertigduizend

Gangbaarheid

• Het woord 'honderdenzesenveertig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.